Zondag 5 en 6 - Er is een verlosser!
Preek Rijnsburg
Tekst: Job / Zondag 5 en 6
Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,
[#1] Het lijkt wel of de vrienden van Job de catechismus bij de hand hebben gehad.
Ze hebben het begin van het hoofdstuk over de ellende goed gelezen.
Hoe ken je je ellende? Uit de wet van God!
Ze komen bij Job, als Job in het stof en in het vuil zit.
Als hij zijn zweren zit te krabben met een potscherf,
als hij zijn tien kinderen verloren heeft, als hij veel van zijn dieren verloren heeft.
Job zit vol met vragen, zoals je vol met vragen zit als zoveel ellende je overkomt!
Hoe kan dit nu? Hoe kan de Heer dit doen?
Je kunt je alleen gelaten, door God verlaten, waardeloos voelen: ziet God mij wel?
Soms lijkt het zelfs wel oneerbiedig hoe Job zijn vragen stelt,
maar het mooie is wel: Hij gaat ermee naar God toe.
Hij gelooft dat God ook nu gevraagd en gebeden kan worden!
Job begrijpt er niets van.
Maar die vrienden zeggen: die ellende Job, weet je wel hoe dat komt?
Wij hebben toch de wet van God.
God vertelt toch precies wat goed is om te doen en wat niet goed is?
Dan begrijp je toch ook wel dat jij nu veel dingen verkeerd hebt gedaan.
Dat je het niet zo nauw genomen hebt met je manier van leven,
dat je wel eens over de grens heen gegaan bent en je eigen verlangens hebt gevolgd.
Daarom word je nu gestraft!
Bekeer je, Job, en je zult nog gelukkiger leven dan dat je al leefde.
Ga maar gewoon het goede doen.
Toch hebben ze niet heel het boekje van de catechismus gelezen,
want dan hadden ze geweten dat we dat niet kunnen.
Dat wij ons zelf niet kunnen redden van de ellende.
Dan hadden ze geweten dat de ellende breder was, dan straf op zonde.
Deze zondag gaan we luisteren naar de verlossing. Hoe kun je nu gered worden?
Wat voor verlosser is nodig?
Daarvoor letten we vooral op dat wat Job naar voren brengt.
[#2] Was er maar iemand … dat is de vraag die Job stelt in 9:33:
was er maar iemand die over ons rechtsprak.
Bildad vindt dat Job maar ondoordachte dingen zegt.
Hij heeft net gezegd: slechte mensen leven kort,
maar wie vergeving vraagt, die wordt gelukkiger.
Als Job dan antwoord geeft, dan geeft hij aan dat hij het niet zo goed meer weet.
Hij gelooft dat God er zijn hand in heeft.
Tegelijk is in zijn ogen God wel een erg wrede tiran,
als er zulke erge dingen in zijn leven gebeuren.
Job wilde God echt dienen en hij leefde als een rechtvaardig mens.
Hij zou graag van God willen weten waarom dit gebeurt.
Hij stelt zijn vragen aan God. Hij vindt deze straf niet eerlijk en niet verdiend.
Maar God is God in de hemel.
Bij een mens was hij samen naar de rechtbank gelopen, een uitspraak gevraagd.
Maar aan God kun je dat niet vragen.
Hij zou zo graag hebben dat er iemand was die die zijn hand op beiden kon leggen.
Job zegt: als er zo iemand was, dan ‘zou zijn hand mij niet meer straffen,
dan zou ik spreken zonder bang te zijn, maar nee, dat is mij niet vergund.
Job voelt zich tegenover God staan, hij ziet God als het ware als zijn vijand.
Eigenlijk speelt die gedachte een rol bij de verlossing.
Als mensen zijn we vijanden van God geworden.
In de eerste eeuwen van de kerk sprak men niet zozeer over God als vijand, maar de duivel als vijand.
Jezus zou er dan vooral voor gezorgd hebben dat de duivel verslagen werd.
Maar als je de Bijbel leest, zie je dat het toch verder gaat: niet alleen de duivel staat tegenover ons.
Wij hebben het nodig om met God zelf weer verzoend te worden en vrede te krijgen.
Want door de zonde van de mens, had de mens de boosheid van God over zich gehaald.
Had de mens van God de straf verdiend.
Job verlangt iemand die tussen God en hem instaat.
In zondag 5 en 6 wordt uitgelegd dat we zo iemand nodig hebben.
Iemand die kan spreken namens de mens en iemand die kan spreken namens God, iemand die echt God en echt mens is.
Zo iemand kan als mens het helemaal opnemen voor ons zondige mensen.
Maar als echt God zou Hij ook de toorn van God weg kunnen nemen.
Steeds in de geschiedenis zie je die afstand tussen God en mens.
Adam vluchtte weg voor God, gelijk na de zondeval.
Het volk Israël was bang voor die God op de berg en vroeg of Mozes middelaar kon zijn.
Er is een verlangen naar iemand die het goed kan maken tussen God en mensen …
Want je kan in deze tijd spreken over God dichtbij voelen en hem ervaren.
Dat kunnen mooie en magische momenten zijn, dat je iets proeft van het goddelijke.
Maar als zulk soort religie niet samengaat met het besef dat de kloof tussen God en mens oneindig groot is, als die niet in Jezus overbrugd zou zijn, zijn dat maar lege ervaringen.
Zijn het menselijke ervaringen van beneden.
Job vraagt terecht: Was er maar iemand, die zijn gezag over beiden kon laten gelden,
die tussen God en mens in komt te staan. Als die er niet komt, zal er toch vooral angst blijven voor God, zullen er toch vooral vragen zijn aan God.
Als zo iemand er niet komt, dan blijven we steken in de ellende.
Ellende in ons persoonlijk leven: met tegenslag en zorgen, rouw en verdriet.
Dat je absoluut niet kunt begrijpen hoe er tegenslag kan zijn,
in een maatschappij waar iedereen toch recht heeft op geluk, voorspoed en welvaart?
Dan kun je geen plek geven aan moeite.
Hoe zou je dan nog in tegenspoed geduldig kunnen blijven?
Dan word je moedeloos van deze wereld.
Met al zijn oorlogen, oorlogsmisdadigers en bandieten.
Met z’n rampen, overstromingen, orkanen en aardbevingen.
Maar wat zou het mooi zijn als er iemand is, die namens God kan spreken,
die recht kan doen, die ons hoop kan geven.
Zoals er in openbaring de wens is: was er maar iemand die de boekrol kon openen!
Het is een wens die ook die uit ons hart kan komen ‘Was er maar iemand …’
[#3] Alleen de hemel kan helpen …
Als we een aantal hoofdstukken verder zijn in Job,
zien we dat de vrienden in een tweede ronde hun redevoeringen op hem af vuren. De sfeer wordt wat grimmiger en venijniger.
Elifaz wil dat Job niet zo eigenwijs is.
Niet zo hoogmoedig. Hij moet niet denken dat hij het beter weet dan God.
Hij wil gewoon dat Job zijn zonde toegeeft en het goede gaat doen.
Als Job dan antwoord geeft, merk je dat hij niet blij is met hun houding.
Wat is dat nu voor troost die de vrienden geven?
Hij heeft moeite met het onrecht dat God hem doet.
Hij worstelt met die moeilijke vragen, midden in zijn lijden.
Het zijn voor Job maar geen theoretische vragen:
midden in zijn ellende worstelt hij met God. Hoop en wanhoop wisselen elkaar af.
Toch zien zijn ogen, vol met tranen op naar de hemel.
Zijn vrienden kunnen hem niet helpen.
Hij zegt: ‘In de hemel heb mijn getuige, nog heb ik daar mijn pleitbezorger’.
Hij wil graag dat die getuige rechtspreekt tussen God en hem.
Job geeft aan nog maar kort te hebben te leven.
Hij hoopt dat God zelf borg voor hem staat.
Net zagen we dat Job iemand zocht: “was er maar iemand!”
Nu, in dit hoofdstuk, weet hij waar de hulp vandaan moet komen.
Niet van mensen, niet van zijn vrienden, maar uit de hemel. Alleen van God.
Hij roept uit: God stel u zelf borg voor mij! (17:3)
Hij belijdt: In de hemel heb ik mijn pleitbezorger (16:19).
In zondag 5 en 6 zien we dat die lijn heel duidelijk naar voren komt.
Wie is de verlosser? Die komt niet bij ons vandaan. Hij komt bij God vandaan.
Hij is ons door God geschonken: Het is Gods grote liefde, dat Hij het goed wil maken.
Christus, Gods eigen zoon, wordt ons gegeven tot een volkomen verlossing (1 Korinte 1).
Wanneer de middelaar alleen een mens geweest was,
wanneer het een van onze vrienden had moeten zijn, dan was dat niet genoeg geweest.
De mens is niet in staat om de straf van God te dragen.
De mens maakt Gods toorn juist elke dag groter (vr en ant 13).
Gods toorn is zo groot, dat iedere mens die dat zou willen dragen er zelf al onder bezwijkt.
Laat staan dat hij andere schepselen daarvan zou kunnen verlossen (vr en ant 14).
We hebben iemand nodig die echt God is!
Zo zie je dat bij Job het licht opgaat ...
[#4] Dan uiteindelijk In hoofdstuk 19 kan Job het uitroepen: ik weet mijn Verlosser leeft!
Dat wil niet zeggen dat al zijn vragen zijn opgelost,
dat wil niet zeggen dat hij die Verlosser al heeft gezien.
Maar Hij gelooft dat God een verlosser geeft, een goël staat er,
zoals Boaz een losser was voor Noömi en Ruth.
Dat geeft Job nu rust in zijn vragen. Zijn redder leeft. Die zal op aarde ingrijpen.
Voor de toekomst weet hij: ik zal straks God mogen zien, de weg naar Hem is open.
Ik smacht van verlangen om Hem te zien.
Zo mag ook in Job het evangelie al klinken.
Het evangelie dat vanaf het paradijs, via de aartsvaders en profeten bekend was.
Zoals Job daar ook van mag getuigen: een goede boodschap, een reddende boodschap.
Die later ook in de tempel zichtbaar was in al de instellingen die daar waren.
De vrienden bleven steken bij het boek van de wet.
Zij proberen Job te leren dat hij door een goed leven gered zou kunnen worden.
Maar Job grijpt daar bovenuit.
Hij ziet dat de ellende zo groot is, dat het uitgaat boven persoonlijke zonden.
Hij mag zijn verlossing kennen, de goede boodschap.
Zo mogen wij ook de overstap maken van de wet, naar het evangelie.
Je ellende ken je door de wet, maar je redding door het evangelie.
Omdat God ons zijn Zoon gegeven heeft.
Hij is in staat om de toorn van God op zich te nemen, zo kan hij de duivel verslaan.
Nu moet de duivel inbinden.
Zo vervult God de belofte dat Hij vergeving, wijsheid en heiliging wil geven.
Zo maakt Jezus heel de orde in de wereld weer goed. Kan de wereld tot zijn doel komen.
De catechismus legt het stap voor stap uit, veel duidelijker dan Job het wist.
Daarin spreekt de catechismus de Bijbel na. De wijsheid van God.
Door zo na te denken over onze verlossing,
raken we onder de indruk van Gods geweldige plan van redding.
Als we deze zondagen geloven, dan laten we zien dat we niet alleen met ons hart,
met onze gevoelens, maar ook met ons verstand, ons nadenken God groot maken.
Laten we zorgen dat we die kennis van Gods plan ook steeds meer ons eigen maken, zodat we steeds meer zien van de hoogte, breedte, diepte en lengte van Gods plan. Laten we zo God prijzen om de verlossing die Hij wil geven (=zondag 5!),
om de Verlosser die Hij gegeven heeft (=zondag 6!)
en dat we dan mogen leven als zijn verlosten (=zondag 7!)
[#5] Is het dan genoeg als we weten dat God alles herstelt? Dat Hij de zonden vergeeft?
Het boek Job eindigt met de geschiedenis dat Job alles weer dubbel terugkrijgt.
Maar dat neemt zijn verdriet nog niet weg. Dat is niet zijn laatste geluk.
Je ziet dat hier ondanks de ziekte en de pijn, opeens de ogen van Job beginnen te schitteren.
Eigenlijk is het vers wat we net lazen het mooiste vers van dit hele boek.
Job weet dat z’n geluk niet op deze aarde ligt.
Want wat mag je weten als kind van God? God zelf kent mijn leven, kent mijn lot, kent mijn pijn.
Ik hoef het niet zelf in te brengen: er is een losser, een redder die het voor mij op zal nemen.
Ik heb een redder die mij helpt, zoals Boaz Ruth hielp.
Oke … dit vers is maar een klein moment in een lange klacht en duisternis.
Maar het is wel een gouden moment, een lichtstraal in de duisternis.
Job weet dat hij een redder heeft, een losser. De losser die we kennen in Jezus Christus.
Hij die voor ons aan het kruis is gestorven. Alle valse beschuldigen van de duivel wegneemt.
Paulus kan over hem schrijven: alles kan ik verliezen, maar Jezus is voor mij winst.
Wat geweldig als je die meest kostbare schat vindt in je leven, ondanks alle omstandigheden.
Al raakte Job alles kwijt: hij weet dat hij zijn waarde mag vinden zijn verlosser.
Zijn enige houvast, zijn enige troost in leven en sterven.
Dat is geen gemakkelijk antwoord: het neemt het verlies niet weg.
Maar laten we door de Geest van Job leren om goed over God te denken.
Niet anderen, niet onszelf gaan wegzetten als we veel verliezen,
maar juist ontdekken dat je door Christus waardevol bent in Gods ogen. Dat maakt je uiteindelijk rijk.
En dan lezen we: Hoezeer mijn huid ook is geschonden, toch zal ik in dit lichaam God aanschouwen.
27 Ik zal Hem aanschouwen, ik zal Hem met eigen ogen zien, ik, geen ander,
heel mijn binnenste smacht van verlangen.
Job vestigt zijn hoop erop dat Hij eens God zal zien, zal aanschouwen in zijn heerlijkheid.
Al weet hij niets van die plannen van de duivel, al begrijpt hij er niets van.
Hij grijpt zich vast aan God: aan zijn bestaan en aan God kunnen zien.
Hij zal straks God zien, door tranen heen.
Hij mag Jezus zien en Hem kennen zoals Hij is.
Straks komen Job en God bij elkaar, en zal er verzoening plaatsgevonden hebben,
door het kruis van Christus. Onvoorstelbaar.
Met het verstand niet te bevatten: Straks zal u, zal jij bij God mogen komen.
En mag je zeggen: ik ben door Christus met God verzoend.
Dan zal Hij je als een lam in zijn armen dragen, als kind in zijn Vaderarmen sluiten,
dan mag je thuis zijn. Eindelijk thuis bij Vader.
Dan zal hij voorgoed de tranen van het leed uit je ogen wegwissen.
Zoals alleen Hij dat kan, als onze Vader, door Jezus Christus, onze Verlosser! Amen
Recente preken
- Zondag 5 en 6 - Er is een verlosser!
- Job 28 - Waar is de wijsheid te vinden?
- Zondag 3 - Wie kan ik de schuld geven van al die ellende?
- Job 36 en 37 - Hoe krijg je vertrouwen?
- Psalm 23 - THEME : An excellent task- how to be a good pastor (Simon Dossou, Benin, Mission-zondag)
- Efeze 3:14-21 “De Heilige Geest woont in je hart – vol van de liefde van Christus”
- Kolossenzen 3:1 - Richt je hart op wat boven is!
- Openbaring 1 - Hemelvaart! Jezus zegt: Ik laat je niet alleen! Hij legde zijn rechterhand op mij!
- Kolossenzen 3:14 - Liturgie, aanbidding: samen vol worden van Gods liefde en die liefde delen!
- Efeze 4:11-13 Samen groeien naar Christus toe!
